Blogje

Wat een schatje, dat baby’tje/hondje/poesje/geitje/kalfje/veulentje!

Kun je me even een papiertje aangeven?

Ik heb een cadeautje voor je.

Een appeltje voor de dorst.

Wil je nog een koekje?

Nog eventjes, we zijn er bijna.

Ik ontbijt altijd met een zachtgekookt eitje en een kopje koffie.

Die man is wel een lulletje rozewater.

Een boekje opendoen over iemand.

Mag het een tikje minder?

Zeg, was dat feestje leuk?

Nou, dat verhaal kreeg nog een staartje.

Berend Botje, potje met vet, breng eens een zonnetje, oh Sjonnie, zing een liedje voor mijn alleen….

 

In ons taaltje gebruiken we vaak verkleinwoordjes. Daarmee maken we alles wat we zeggen een beetje gezelliger, vriendelijker en schattiger. En kom je oorspronkelijk niet uit ons landje, dan is het ook nog een stukje makkelijker. Want verkleinwoordjes hebben altijd ‘het’ en nooit ‘de’ als lidwoordje. Eitje!

 

Het schijnt dat vooral vrouwtjes graag verkleinwoordjes gebruiken. “Een collegaatje van mij ligt in scheiding, zo zielig!” Dat is nog tot daaraan toe. Maar een zakenvrouw die het heeft over ‘mijn bedrijfje’? Neem je die serieus? Ikke niet, ik heb er een broertje dood aan! Tenzij we haar dan ook een zakenvrouwtje mogen noemen dat een offertetje stuurt naar haar klantjes met prijsjes voor werkjes en opdrachtjes. Inclusief kilometertjes voor haar autootje van het zaakje!

 

Dus, het lesje van dit blogje is: niet te vaak verkleinwoordjes gebruiken. Wil je zachter, kneuteriger of liever overkomen? Dan mag het. Met mate. Maar in andere gevallen kun je beter gewoon zeggen (schrijven) waar het op staat.

 

PS: ik las er ook nog een leuk stukje – pardon: bericht – over. Het is oud maar leuk nieuws over Hans Dorrestijn die zich boos maakt over ‘winterkoning’ en ‘roodborst‘.